Herkennen
Om goed met fysieke belasting om te gaan is het allereerst belangrijk om overbelasting te herkennen. Met een goed beeld van de risico’s kun je beslissen om welke (extra) maatregelen je neemt?
Zo doe je het
Doe onderzoek
Zorg ervoor je RI&E actueel is. Deze geeft een algemeen beeld en signaleert of je maatregelen moet nemen. Voor kinderopvang is een branchespecifiek instrument ontwikkeld, de Risicomonitor. Als input voor de RI&E kun je bijvoorbeeld gebruikmaken van gegevens uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO), het preventief medisch onderzoek (PMO) en een analyse van de verzuimcijfers.
Doe verdiepend onderzoek
Check of het werk en de inrichting aan de A- en B-normen voldoet. Deze normen zijn specifiek voor de fysieke belasting in kinderopvang geformuleerd. De A-normen gaan over werkhoudingen en -handelingen, zoals tillen en bukken. De B-normen hebben betrekking op meubilair en de inrichting van de ruimte.
Let op signalen
Bijvoorbeeld of medewerkers je over beginnende klachten vertellen of als je ziet dat ze overbelast zijn. Je kunt ook in werkoverleg, functioneringsgesprekken en exitgesprekken vragen hoe medewerkers de fysieke belasting ervaren.
Hoe herken je fysieke overbelasting bij een individuele medewerker?
Fysieke overbelasting kan een medewerker voelen aan zijn of haar handen, armen, schouder, nek, rug of benen. De signalen kunnen zich in allerlei vormen voordoen: vermoeidheid, kramp, pijn, uitstraling van pijn, stijfheid, tintelingen, gevoelsstoornissen of krachtverlies. Als leidinggevende kun je een deel van deze klachten zien. Een medewerker beweegt dan anders dan normaal, ontziet bijvoorbeeld links of rechts of loopt of bukt traag of stijf. Ook kun je het soms aan de gezichtsuitdrukking zien. Zie je iets? Vertel de medewerker wat je ziet en vraag hoe hij of zij dat zelf ervaart.
Dit artikel is onderdeel van