Veelgestelde vragen over het Ontwikkelpad kinderopvang
Ben je enthousiast over het Ontwikkelpad kinderopvang en wil je ermee aan de slag? Het kan zijn dan je over bepaalde onderwerpen nog vragen hebt. Bijvoorbeeld over subsidiemogelijkheden, scholing of de inzet van groepshulpen. Hieronder vind je veelgestelde vragen overzichtelijk op een rij.
Algemene vragen over het Ontwikkelpad
Het Ontwikkelpad biedt laagdrempelige ontwikkelroutes voor zij-instromers die zich willen ontwikkelen binnen de functie groepshulp en die zich eventueel op termijn willen kwalificeren als pedagogisch medewerkers. Het Ontwikkelpad omvat bestaande en nieuwe scholingsmogelijkheden.
De groepshulp is een meerwaarde voor de kinderopvang door werkdrukvermindering. Hun inzet helpt bij het behoud van pedagogisch medewerkers en verlaagt de kans op ziekteverzuim. Ook biedt het Ontwikkelpad groepshulpen laagdrempelige routes om zich te ontwikkelen tot pedagogisch medewerkers, als zij dat kunnen en willen. Zo neemt het personeelstekort af.
Het Ontwikkelpad kinderopvang richt zich op de stap van groepshulp naar pedagogisch medewerker of naar brede ontwikkeling van groepshulpen. In de handreiking scholingstegels (pdf) staan tips voor mensen die gastouder willen worden. Dit kan onder andere door het behalen van een mbo 2-diploma Helpende Zorg en Welzijn. Kijk op Hoe kan ik gastouder worden? (rijksoverheid.nl) voor meer informatie.
Met onder andere het keuzedeel Werken met kinderen in de gastouderopvang of een mbo-certificaat kunnen gastouders die al zelfstandig aan het werk zijn zich verder ontwikkelen in hun vakgebied.
Let op, het mbo 2-diploma Helpende Zorg en Welzijn kwalificeert niet om als ‘gastouder in loondienst’ aan de slag te gaan, daarvoor is mbo 3-niveau vereist.
Financiering
De scholing van (nieuw) personeel is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de werkgever. Gemeenten en UWV helpen werkzoekenden aan werk. Daarvoor kan scholing (aangevuld met andere vormen van begeleiding) soms noodzakelijk zijn. Dit geldt zeker voor het Ontwikkelpad kinderopvang. Inzet van scholing gebeurt altijd op basis van individuele behoefte en mogelijkheden van de kandidaat.
Gemeenten en UWV kunnen een bijdrage leveren aan de (opleidings)kosten. Hierover maken regionale werkgevers afspraken met hun contactpersoon bij het regionaal werkgeversservicepunt. Voor landelijke of bovenregionale nemen werkgevers contact op met de landelijke werkgeversservicepunten van UWV en gemeenten, via landelijkadviseurswgd@uwv.nl en info@lwspgemeenten.nl.
Voor een algemeen overzicht van financiële regelingen voor leren en werken, zie Financiële regelingen voor werkgevers. Of kijk op Dennis (instrumentengids-dennis.nl).
Specifiek voor het Ontwikkelpad kinderopvang geldt:
- Voor bestaande medewerkers ligt de financiële verantwoordelijkheid voor scholing en begeleiding in de eerste plaats bij de werkgever. Er zijn verschillende subsidieregelingen beschikbaar, zoals de subsidieregeling Praktijkleren, de subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg, de SLIM-subsidieregeling leren en ontwikkelen in het mkb en de subsidie Tel mee met Taal.
- Voor nieuwe medewerkers uit de doelgroepen van gemeenten en UWV kunnen werkgevers samenwerken met het regionaal werkgeversservicepunt (WSP) uit de arbeidsmarktregio. Misschien zijn er mogelijkheden voor bekostiging van het voorschakeltraject, scholing, begeleiding, taal- en cultuurondersteuning op de werkvloer.
- Ook kan het WSP adviseren over welke andere ondersteuningsinstrumenten er zijn, bijvoorbeeld loonkostensubsidie, loonkostenvoordelen, jobcoaching en werkplekaanpassing.
Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang
De subsidieregeling staat open voor alle kinderopvangorganisaties, dus ook voor kinderopvangorganisaties die geen lid zijn van een brancheorganisatie.
De houder van een kindercentrum (als bedoeld in de Wet Kinderpvang en geregistreerd in het LRK) is altijd de aanvrager en ontvanger van de subsidie. De groepshulp mag ook een arbeidsovereenkomst hebben bij een uitzendbureau, maar moet ten minste twaalf maanden werkzaam zijn bij een kindercentrum van de aanvragende houder en moet scholing volgen bij diezelfde houder met een praktijkovereenkomst. De loonkosten moeten volledig door de houder worden gedragen.
Een gastouder of gastouderbureau kan de subsidie niet aanvragen.
Het doel van de subsidie is om kinderopvangorganisaties te stimuleren om nieuwe groepshulpen aan te nemen en ze passende scholing te bieden. De subsidieregeling is aan te vragen voor groepshulpen die een contract van minstens twaalf maanden als groepshulp hadden of hebben en minstens twaalf maanden als groepshulp werkzaam (zullen) zijn. Per aanvraagperiode kunnen kinderopvangorganisaties voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.
Het subsidiebedrag (maximaal 10.056 euro = 40 procent van het fulltime cao-loon voor twaalf maanden) wordt per groepshulp maar één keer verstrekt. Voor sommige groepen werkzoekenden zijn met het WSP afspraken mogelijk over tijdelijke loonkostensubsidie vanuit de gemeente voorafgaand of na afloop van de subsidieperiode van twaalf maanden. Dit staat los van de subsidieregeling groepshulpen.
De arbeidsovereenkomst van de groepshulp moet ingaan per 1-8-2023 of later om in aanmerking te komen voor subsidie, maar dit hoeft niet per se een eerste contract te zijn.
De scholing van de groepshulp moet plaatsvinden via een praktijk(leer)plaats, met startdatum 1 augustus 2023 of later. Dus via een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) of via een combinatie van werken en leren in de derde leerweg op mbo-niveau 1 of 2. De subsidie is niet bedoeld voor medewerkers die een opleiding volgen die kwalificeert voor pedagogisch medewerker (via een bbl of bol-opleiding op mbo 3 of 4). Deze medewerkers zijn inzetbaar als student-medewerker (beroepskracht in opleiding) en zijn daarmee geen groepshulp meer.
Als er al gebruikgemaakt wordt van een andere subsidie of een houder geen loonkosten maakt, dan is een aanvraag voor deze subsidie niet mogelijk. Werkt de groepshulp parttime en ontvangt deze persoon nog een gedeeltelijke uitkering als aanvulling op loon dat de werkgever betaalt? Dan is de subsidie aan te vragen over het aantal uren dat de groepshulp werkt en loon ontvangt.
Alle informatie over de Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang vind je op RVO.nl.
Inzet groepshulpen
Het functieboek van de Cao Kinderopvang is leidend voor wat een groepshulp kan en mag doen. In het functieboek staat dat de groepshulp groepsondersteunend werkt in het kindercentrum. In sommige ondernemingen wordt onderscheid gemaakt tussen een groepshulp met het accent op het huishoudelijk werk en een groepshulp met het accent op de licht verzorgende werkzaamheden.
Uiteindelijk bepaalt iedere organisatie zelf hoe ze de functie van groepshulp inricht. Belangrijke voorwaarde is dat een groepshulp altijd met toezicht van een gekwalificeerde pedagogisch medewerker werkt.
Iemand kan in eerste instantie een stage lopen als groepshulp of werken met behoud van uitkering. Dit gebeurt vaak als voorschakeltraject. Mensen oriënteren zich dan op de sector leren en werknemers- en/of taalvaardigheden aan, voordat zij in dienst komen.
Iemand kan ook een arbeidscontract als groepshulp krijgen en dan meteen salaris ontvangen. Alleen dan kan de subsidie via de Subsidieregeling groepshulpen aangevraagd worden.
In artikel 1.60 van de Wet kinderopvang staat over welke onderwerpen de oudercommissie de gelegenheid moet krijgen om advies te geven. Een van die onderwerpen is de uitvoering van het kwaliteitsbeleid, in het bijzonder het pedagogisch beleid (wat betreft de kwaliteit van het personeel, de groepsbezetting en het pedagogisch beleid). De inzet van groepshulpen staat niet letterlijk omschreven in de wetteksten. Het advies is echter wel om hierover advies in te winnen bij de oudercommissie. Het werken met groepshulpen zorgt namelijk voor nieuwe werkwijzen en nieuwe gezichten op een groep. Soms is iemand de Nederlandse taal nog niet machtig. Draagvlak van eigen personeel en ouders is belangrijk om de inzet van de groepshulp succesvol te maken.
Na het behalen van het mbo 2-certificaat 'Ondersteuning in de kinderopvang' is de groepshulp breder inzetbaar als het gaat om licht verzorgende en ontwikkelingsgerichte taken. Ook kan de groepshulp de pedagogisch medewerker beter ondersteunen bij het werken met de kinderen. Dat betekent dat de groepshulp breder inzetbaar wordt binnen de kaders van de functie groepshulp (zie ook functiebeschrijving in het Functieboek).
Scholingen en opleidingen
Er is geen vaste studieduur voor opleidingstrajecten via praktijkleren in het mbo. Dit is afhankelijk van de kandidaat, het leerbedrijf en de gekozen onderwijsvorm.
In het algemeen geldt het volgende:
- Voor het volgen van het Ontwikkelpad is het soms raadzaam om een voorschakelperiode in te richten. Zo kunnen mensen zich oriënteren op werken in kinderopvang en op hoe het is om weer te gaan leren. Ook kunnen ze werknemersvaardigheden aanleren en werken aan hun taalbeheersing, als dat nodig is. Deze periode duurt een tot vier maanden, afhankelijk van van de inrichting ervan.
- Er is geen minimale of maximale ureneis om een praktijkverklaring te halen. Het is de bedoeling dat studenten/werknemers de tijd krijgen die ze nodig hebben om te bewijzen dat ze de geselecteerde werkprocessen onder de knie hebben. Gemiddeld doen mensen een half jaar over het behalen van hun praktijkverklaring.
- Een mbo-certificaat wordt meestal in drie tot negen maanden behaald, afhankelijk van de studiebelasting.
- Diploma-trajecten kunnen meerdere jaren duren. Soms kan de werknemer vrijstellingen krijgen op basis van eerdere opleidingen of werkervaring. In dat geval is het mogelijk om een traject versneld aan te bieden en binnen een jaar af te ronden.
De mbo-instelling maakt de praktijkverklaring en het erkend leerbedrijf ondertekent de praktijkverklaring. De praktijkopleider/begeleider van de organisatie en de docent zijn partners in de opleiding. De werkgever bepaalt welke functionaris de praktijkverklaring ondertekent.
De mbo-instelling maakt de praktijkverklaring. Hiervoor bestaat een model, te vinden op de website van SBB. Daarin zijn het aantal uren beroepspraktijkvorming en de werkprocessen opgenomen. Verder staan de persoon die de praktijkverklaring heeft afgegeven, de praktijkopleider en het erkende leerbedrijf vermeld op de praktijkverklaring.
Nee, niet automatisch. Bij een praktijkverklaring tonen kandidaten hun bekwaamheid aan voor het uitvoeren van een of meerdere werkprocessen. Er is geen sprake van (valide) examinering. Formeel (op basis van de eisen die de Wet educatie beroepsonderwijs aan examinering stelt) zijn de werkprocessen dan ook niet behaald. Het is aan de examencommissie van een mbo-instelling om de grond voor bepaalde vrijstellingen te bepalen en die te verlenen.
Er wordt per kandidaat bekeken of iemand met een mbo 2-certificaat ‘Ondersteuning in de kinderopvang’ ook direct wordt toegelaten voor het volgen van de certificaten op mbo 3-niveau. De opleider onderzoekt of de kandidaat geschikt is voor het betreffende onderwijs. Bij een positieve uitkomst is directe toelating mogelijk. Wel moet de kandidaat een leerwerkplek hebben voor het behalen van het certificaat.
Met de drie certificaten op mbo 3-niveau wordt bedoeld:
- certificaat ‘Pedagogisch klimaat in de kinderopvang’
- certificaat ‘Ontwikkeling en spelen stimuleren in de kinderopvang’ en
- certificaat ‘Professioneel samenwerken en communiceren in de kinderopvang’
Het verschil tussen de mbo 3-opleiding tot pedagogisch medewerker en de drie certificaten is dat de opleiding ook algemeen vormende vakken bevat, zoals Nederlands, rekenen en burgerschap. En ook een aantal werkprocessen. Deze zijn gericht op de eigen professionele ontwikkeling, en het bewaken en bevorderen van kwaliteitszorg.
Na het behalen van drie certificaten op mbo 3-niveau kan de kandidaat aan de slag als pedagogisch medewerker in kinderopvang. Eventueel kan een kandidaat daarna alsnog het volledige diploma halen. De examencommissie van de onderwijsinstelling kan er dan voor kiezen vrijstellingen te geven.
Op de website van de SBB kan je het volledige kwalificatiedossier van de mbo-opleiding en de inhoud van de drie certificaten terugvinden.
Ja dit klopt. De drie mbo-certificaten maken deel uit van het beroepsgerichte deel van de opleiding pedagogisch medewerker niveau 3 en zijn niet gericht op babyscholing. Babyscholing is alleen een vereiste voor pedagogisch medewerkers die werken met 0-jarigen.
Voor pedagogisch medewerkers die (willen) werken met 0-jarigen is separaat scholingsaanbod beschikbaar.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor medewerkers die de mbo 3-certificaten volgen. De mbo 3-certificaten kwalificeren samen voor pedagogisch medewerker.
Groepshulpen kunnen aanblijven als groepshulp, maar zij kunnen mogelijk ook een contract krijgen als pedagogisch medewerker in ontwikkeling.
- Groepshulp
Als iemand nog geen mbo 3-diploma heeft, kan op dit moment enkel worden gekozen om deze persoon aan te houden als groepshulp. Als iemand zich inschrijft voor een certificaattraject wordt er voor het praktijkdeel een praktijkovereenkomst/stageovereenkomst met de betreffende organisatie afgesloten voor het behalen van het certificaat.
Groepshulpen mogen niet formatief ingezet worden en tellen dus niet mee in de BKR. Dit mag dus ook niet wanneer zij mbo-certificaten volgen en voor het praktijkonderdeel een stageovereenkomst hebben afgesloten.
- Pedagogisch medewerker in ontwikkeling
Hebben groepshulpen wel een mbo 3-diploma? Of is de waardering van een buitenlands diploma nog niet duidelijk, maar is er wel relevante werkervaring? Dan kan de aanstelling van groepshulp veranderd worden naar een aanstelling van pedagogisch medewerker in ontwikkeling (pmio'er). De werkgever moet deze persoon op dat niveau betalen, een ontwikkelplan maken en passende begeleiding geven. Lees meer in de Cao Kinderopvang.
Qua formatieve inzet hangt de situatie voor pmio'ers af van een individueel ontwikkelplan, waarbij pmio'ers pas volledig kwalificeren nadat alle onderdelen van dit plan zijn afgerond. In het ontwikkelplan moet de formatieve inzetbaarheid en de geleidelijke opbouw daarvan opgenomen zijn. Houd er rekening mee dat de pmio'er voor de hoeveelheid formatieve uren meetelt in de zogenaamde ‘50% regeling’ (dit betekent dat tot 1 juli 2026 maximaal 50% van de formatie van een kindercentrum mag bestaan uit pmio'ers en student medewerkers).
Let op! Hieronder wordt een route genoemd buiten de mbo 3-certificaten.
- Student-medewerker
Willen groepshulpen niet de mbo 3-certificaten volgen, maar via het Ontwikkelpad kinderopvang instromen als groepshulp én komen zij er gaandeweg achter dat ze de hele opleiding willen volgen? Dan kan dat ook. Deze personen kunnen dan als bbl'er (student-medewerker) in dienst worden genomen. De bbl-opleiding dient bij een roc gevolgd te worden of bij een opleider in de derde leerweg. Laatstgenoemde biedt soms verkorte trajecten.
Voor student-medewerkers in de kinderopvangsector wordt de formatieve inzetbaarheid bepaald volgens een schema dat is vastgelegd in bijlage 9 van de Cao Kinderopvang. De formatieve inzetbaarheid van een student-medewerker moet geleidelijk aan oplopen, en beoordeeld worden door de werkgever (praktijkopleider) en de opleiding.
Ja, onder bepaalde voorwaarden en afhankelijk van het individuele ontwikkelpad.
Een beroepskracht in opleiding (BIO) is iemand met een arbeidsovereenkomst met de houder van een kindercentrum. Voor het praktijkdeel moet de medewerker bezig zijn met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen bij een kindercentrum. De BIO werkt het grootste deel van de tijd bij het kindercentrum of gastouderbureau en gaat nog slechts een beperkt aantal uren per week naar school.
Onder Beroepskrachten in opleiding vallen de student-medewerkers (bbl of hbo duaal). Ook de in de Cao Kinderopvang opgenomen pedagogisch medewerker in ontwikkeling is een Beroepskracht in opleiding.
Medewerkers die de mbo 3-certificaten ‘Pedagogisch klimaat in de kinderopvang’, ‘Ontwikkeling en spelen stimuleren in de kinderopvang’ en/of ‘Professioneel samenwerken en communiceren in de kinderopvang’ volgen, kunnen mogelijk als BIO worden ingezet. Of dat kan en wanneer, is afhankelijk van het individuele ontwikkelpad. Het volgen van een mbo 3-certificaat maakt iemand dus niet automatisch een BIO.
Het mbo 2-certificaat ‘Ondersteuning in de kinderopvang’ en de bbl-opleiding ‘Helpende Zorg en welzijn’ op niveau 2 horen bij de functie groepshulp en vallen niet onder de criteria voor inzet als BIO. Bij een groepshulp is er nooit sprake van formatieve inzetbaarheid.
Als de groepshulp een (deel van een) mbo-opleiding in de derde leerweg volgt, moet er een praktijkopleider op de werkvloer ingezet worden. Om erkend leerbedrijf te zijn is het vereist om een praktijkopleider aan te stellen die de eisen van de opleiding kent en die tijd en middelen krijgt om de student op de werkvloer te begeleiden. SBB kan leerbedrijven en praktijkopleiders ondersteunen. Zie ook deze website voor meer informatie. De praktijkbegeleider mag een mbo 3-gediplomeerde medewerker zijn. De werkgever bepaalt wie de groepshulp begeleidt.
Voor de kosten van de praktijkopleider kan de subsidieregeling praktijkleren of subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg worden aangevraagd. Ook de regionale werkgeversServicepunten van UWV en gemeenten kunnen werkgevers helpen bij het regelen van voldoende begeleiding voor zij-instromers.
Voor het succesvol doorlopen van een EVC-traject moet iemand al enige relevante kennis, vaardigheden en ervaring hebben. Bijvoorbeeld op basis van huidige en eerdere werkervaring, vrijwilligerswerk en opleidingsachtergrond. In de meeste gevallen is een EVC-traject geen passende route voor een groepshulp.
Voor meer informatie, zie de pagina EVC | Erkenning Verworven Competenties van Kinderopvang werkt!
Een kandidaat met een hbo- of wo-diploma mag starten als groepshulp, maar starten als Pedagogisch medewerker in ontwikkeling (PMio) zal in de meeste gevallen een beter passende route zijn. Als er ook sprake is van relevante kennis, vaardigheden en ervaring, kan iemand dan een EVC-traject volgen. Een EVC-traject is geen ontwikkel- of opleidingstraject.
Let op: er is een groot aantal hbo-en wo bachelor en masterdiploma’s die direct kwalificeren om aan het werk te gaan als pedagogisch medewerker, soms al na het behalen van de propedeuse onder aanvullende voorwaarden, soms met een verplicht aanvullend bewijs, soms met aanvullende voorwaarden. Gebruik dus eerst de diplomacheck!
Doorstroom naar de functie van pedagogisch medewerker is voor ongeveer een derde van de groepshulpen mogelijk. Het Ontwikkelpad is er niet alleen voor doorstromers, maar ook voor ontwikkeling in de breedte. Voor sommige groepshulpen zal doorstroom tot pedagogisch medewerker niet mogelijk blijken. Zij kunnen zich in de functie van groepshulp ontwikkelen. Ook het starten als zelfstandig gastouder met een niveau 2-opleiding is een optie.
Er bestaan al certificaten voor mbo-keuzedelen die ontwikkeld zijn voor onder andere gespecialiseerd pedagogisch medewerker. Bijvoorbeeld Combifunctionaris IKC / Brede school (K1292) en Jeugd- en opvoedhulp (K0159). Of er meer certificeerbare keuzedelen komen of andere mbo-certificaten, is nog niet bekend.
Taalniveau
Er is geen taaleis voor groepshulpen. Het Ontwikkelpad bevat scholingstegels om de (mondelinge) Nederlandse taalvaardigheid te vergroten. Bijvoorbeeld door te starten met het behalen van taalniveau 2F en verder te gaan met niveau 3F (mondelinge taalvaardigheid). Dit is van belang als de groepshulp door wil stromen tot pedagogisch medewerker en dan moet voldoen aan de taaleis IKK. Aanvullend op de mogelijkheden in het mbo kunnen via het WerkgeversServicepunt diverse vormen van taalondersteuning (op de werkvloer) ingezet worden voor een kandidaat die zich verder wil ontwikkelen.
Het is aan de betrokken mbo-instelling en de begeleider vanuit het WerkgeversServicepunt om te bepalen wat een kansrijk moment is om Nederlands 3F (mondelinge taalvaardigheid) succesvol af te ronden. De kandidaat en/of werkgever kunnen aangeven dat het de wens is om vroeg in het Ontwikkelpad te starten met Nederlands 3F. Kortom: kies in overleg wanneer deze scholingstegel aan bod komt in het Ontwikkelpad.
Vanaf 1 januari 2025 moet iedere pedagogisch medewerker voldoen aan de taaleis IKK. Voor wie op of na 1 januari 2025 start als pedagogisch medewerker gelden hiervoor nieuwe aantoonbaarheidseisen.
Let op! De 3F-taaleis geldt voor beroepskrachten. Zolang iemand zich nog aan het kwalificeren is, hoeft diegene nog niet aan de taaleis te voldoen. Het 3F-taalniveau (voor mondelinge vaardigheden spreken, luisteren en gesprekken voeren) kan iemand tijdens het kwalificatietraject behalen.
Voor meer informatie over de taaleis IKK, zie Taaleisen in kinderopvang.
Onderdeel van het Ontwikkelpad kinderopvang is het volgen van taalscholing gericht op het behalen van taalniveau 3F voor de mondelinge vaardigheden luisteren, spreken en gesprekken voeren. Dit is van belang als iemand door wil groeien tot pedagogisch medewerker. Voor meer informatie zie Taaleisen in kinderopvang.
Aanvullend kunnen kandidaten ook op andere manieren de taal leren. Zo kunnen collega’s op de werkvloer worden ingezet als taalbuddy’s. Zie voor meer informatie:
Daarnaast leren statushouders als onderdeel van hun inburgeringstraject de Nederlandse taal. Andere anderstaligen (waaronder Oekraïense ontheemden) kunnen via gemeenten taalonderwijs volgen (bekostigd via WEB-gelden). In sommige gemeenten zijn taalhuizen beschikbaar. Het is in deze gemeenten mogelijk om ook via deze weg aanvullende taallessen te volgen. Uiteindelijk moet wel aan de taaleis IKK worden voldaan.
Beroepskracht-kindratio (BKR)
Nee, met het Ontwikkelpad verandert er niets aan de geldende beroepskracht-kindratio en de bovenformatieve inzet van de groepshulp. De groepshulp kan extra handen op de groep bieden en de werkdruk van pedagogisch medewerkers verlichten. Pas wanneer de groepshulp een opleiding gaat volgen tot pedagogisch medewerker op mbo-niveau 3 of 4, kan deze onder voorwaarden formatief worden ingezet als beroepskracht in opleiding.
Overige vragen
De houder is verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang en moet de veiligheid en kwaliteit van de opvang waarborgen. De inzet van al het personeel moet daaraan bijdragen.
De GGD controleert de kwaliteitseisen in wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld of er voldoende gekwalificeerde pedagogisch medewerkers op de groep staan en of alle aanwezigen (dus bijvoorbeeld ook groepshulpen en vrijwilligers) in bezit zijn van een geldige VOG. De taken die een groepshulp verricht, zijn niet geregeld in de wet en vormen dus geen onderdeel van de inspectie. De groepshulp telt niet mee in de BKR. Er gelden geen diploma-eisen voor de functie groepshulp, dus hier zal de GGD dan ook niet op controleren.
Het verschil is de instroomeis. Voor het starten als groepshulp geldt geen diploma-eis, voor de pmio'er is deze er wel. Voor deze functie geldt de volgende instroomeis: een diploma op minimaal mbo 3-niveau dat niet kwalificeert voor pedagogisch medewerker, of een havo- of vwo-diploma, of relevante werkervaring in combinatie met een buitenlands diploma, waarvan nog onbekend is of het voldoet aan de kwalificatie-eis voor pedagogisch medewerker.
Het Ontwikkelpad verandert niets aan de kwalificatie-eisen voor het werken als pedagogisch medewerker.
Wie een diploma (kinder)verpleegkunde op mbo- of hbo-niveau heeft kan starten als pedagogisch medewerker in ontwikkeling (pmio). Voor kinderverpleegkundigen met werkervaring in een medisch kinderdagverblijf of vergelijkbare setting, kan in bepaalde gevallen een gelijkstellingsverzoek kansrijk zijn. Zie: Gelijkstellingsverzoek kinderopvang.
Deze groep kandidaten is zeer divers en daarbinnen zijn er ook mensen die geschikt zijn om met kinderen te werken. De ervaringen van kinderopvangorganisaties met groepshulpen zijn positief. Het screening- en matchingsproces is daarbij van belang; een WerkgeversServicepunt kan hierbij helpen. Bijvoorbeeld bij het regelen van de randvoorwaarden voor het volgen van een Ontwikkelpad, zoals (sociaal-maatschappelijke) begeleiding en taalondersteuning.